Aletta van Nu: Marieke van den Brink
De opmars van vrouwen in de universiteiten verloopt nog altijd moeizaam. Met 18% vrouwelijke hoogleraren staat Nederland op de drie na laagste plek binnen de EU. (1) Alle reden om juist nu aandacht te besteden aan de actuele positie van vrouwelijke hoogleraren. Hoogleraar Marieke van den Brink (39) is gespecialiseerd in Gender & Diversiteit en verbonden aan de Radboud universiteit van Nijmegen. Daar leidt ze het interdisciplinaire universiteitsprogramma van gender- en diversiteitsstudies waar meer onderzoekers en studenten van verschillende faculteiten en disciplines samenwerken.
Waar gaat uw gendermodule over?
Een van de vakken die wij hier geven gaat eigenlijk vooral in op de vraag wat gender is en betekent, ook gelet op ieders vakgebied. Veel studenten weten dat niet of hebben een versimpeld idee van het begrip: sekse is biologie, gender is cultuur. In acht weken willen wij een soort stoomcursus geven waarin we meer de diepte in gaan en ook uitleggen dat een begrip als gender altijd samenhangt met thema’s als intersectionaliteit en diversiteit. En met succes: voor het vak melden zich jaarlijks studenten van verschillende faculteiten aan en is daarmee altijd vol. Studenten zijn erg geïnteresseerd in deze thema’s omdat het dicht bij hun eigen belevingswereld ligt. Ze zijn zelf vaak ook bezig met vragen over hun identiteit.
Is kennis van deze zaken onmisbaar voor iedere student denkt u?
Zeker, omdat gender bijna in alle facetten van onze maatschappij een rol speelt. Voor sommige studies, zoals psychologie, antropologie, sociologie enzovoort, is het heel helder. Als je een sociale studie volgt moet je kennis van zaken hebben over hoe we verschillen in de wereld categoriseren op basis van mannelijkheid en vrouwelijkheid. Maar ook voor een student biologie en medische wetenschappen is het essentieel. Te vaak worden medicijnen nog enkel op mannen getest, of herkennen we onvoldoende de afwijkende ziektebeelden bij vrouwen. Voor sommige disciplines is de invloed van gender wellicht wat indirecter, zoals bijvoorbeeld technische studies. Maar daar is het belangrijk dat je bijvoorbeeld nadenkt over gender bij het ontwikkelen van veiligheidstesten.
Het is ook zeker niet zo dat iedere deelnemer van het vak al overtuigd is van de begrippen en hun betekenis. We krijgen zeker ook tegengas: is dit wel wetenschap? Waarom moet ik dit leren? Maar dat is niet erg. Sterker nog, ik geloof dat het mijn verantwoordelijkheid en rol is als docent om dit elke keer weer uit te leggen en de discussie aan te gaan. Ik vind sowieso dat we over het algemeen te streng zijn voor mensen die niet weten wat een begrip als gender betekent. Hoe vaker studenten worden geconfronteerd met andere denkbeelden dan zijn huidige opvattingen, hoe opener iemand wordt.
In 2017 was Van den Brink mede-initiator van het EU FP7 GARCIA project, een onderzoek naar gender en de carrières van jonge wetenschappers. Wat was de belangrijkste reden voor het opzetten van dit onderzoek?
Het wordt steeds moeilijker een vaste baan te krijgen in de wetenschap. De zogenaamde universiteitspiramide dijt aan de onderkant uit, vanwege de afgenomen geldstroom vanuit het ministerie en de toenemende projectfinanciering. Wij wilden met dit onderzoek bekijken welke wetenschappers uiteindelijk “the lucky few” zijn die wel een vaste baan weten te bemachtigen. Wie krijgt er toegang en wie niet? En welke gendermechanismen kunnen we hier vinden? Het proces van het rekruteren van postdocs (gepromoveerde onderzoekers) blijkt erg informeel. Senior onderzoekers zijn op zoek naar iemand die hun project van 3 á 4 jaar gaat uitvoeren, en kijken daarbij vooral in hun directe omgeving. Je gaat dus niet altijd voor de allerbeste, want die krijgen eerder een andere baan. Het is eerder: wie gaat mijn project tot het einde uitvoeren? Veel talent blijft op deze manier links liggen. En wij kijken daarbij te weinig naar de volledige breedte van competenties, zoals onderwijs of valorisatie.
Als het gaat om de garantie dat iemand ongeveer vier jaar blijft, worden vrouwen dan automatisch als minder ‘betrouwbaar’ geacht met het oog op zaken als een kinderwens?
Absoluut. Ik hoor via via weleens dat bij sommige faculteiten bijna geen vrouwen tussen de 30 en 34 jaar worden aangenomen, om deze reden. Hoewel in dezelfde leeftijdscategorie bij mannen dit geen onderwerp van gesprek is.
U bent zelf een jonge vrouwelijke hoogleraar, hoe ervaart u uw ‘vrouwzijn’ in een wetenschappelijke omgeving?
Laat ik beginnen met zeggen dat mijn directe omgeving van sociale wetenschappers erg divers is, dus het zijn vooral situaties waar ik buiten mijn eigen faculteit tegenaan loop. Omdat je in de minderheid bent als een vrouwelijke hoogleraar, word ik óveral voor gevraagd. Ik ben ook nog eens jong, dus voor iedere commissie of raad word ik opgebeld. Ik zou natuurlijk nee kunnen zeggen, maar ik heb het gevoel dat ik me extra moet bewijzen. Ik moet zorgen dat ik mijn publicaties op orde heb, goed voor mijn mensen zorg, mijn onderwijs geweldig is, dat studenten komen, op niks mag ik falen. Ik heb soms het idee dat ik mezelf meer moet bewijzen dan mijn mannelijke collega’s. Juist omdat ik in de minderheid ben als jonge, vrouwelijke hoogleraar, ben ik ook kwetsbaar.
Wordt u altijd serieus genomen?
Hmm. Over het algemeen wel. In ieder geval wel door mijn collega’s. Ik denk ook omdat ik zo extra mijn best doe en daarom mijn zaakjes goed op orde heb.
Het huidige percentage vrouwelijke hoogleraren is 18%. Wat is denkt u de belangrijkste oorzaak van de gendergap onder hoogleraren?
Lastig, want dat is altijd een accumulatie van factoren. Het zijn vaak kleine dingen, waarvan je als vrouw denkt daar ga ik geen probleem van maken. Het gaat niet alleen om de selectie, maar word je aangemoedigd als vrouw hogerop te klimmen? Omdat er veel mannen werkzaam zijn als hoogleraar, kiezen zij vaak voor een mannelijke ‘pupil’ als een project. Misschien niet heel bewust, maar toch omdat zij zichzelf eerder herkennen in een mannelijke student of iets dergelijks. Zo ontstaat er een bijna onzichtbaar, mannelijk ‘supportsyteem’, waar vrouwen gewoonweg worden vergeten. Vrouwen voelen zich hierdoor waarschijnlijk ook minder snel thuis, waardoor ze geneigd zijn voor een andere werkomgeving te kiezen. Tijd om dit systeem te veranderen!
Interview door Frederike de la Bije
(1) Tijdens het publiceren van dit interview kwam de Monitor Vrouwelijke hoogleraren 2017 uit. Daaruit blijkt dat Nederland nu 19,3% vrouwelijke hoogleraren heeft.
Marieke van den Brink studeerde organisatieantropologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam (cum laude). In 2009 promoveerde zij cum laude aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar genderpraktijken in de benoemingsprocedures van hoogleraren. Sinds 2016 is zij hoogleraar Gender & Diversity aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit. Als visiting scholar was zij onder andere verbonden aan de Northeastern University in Boston, aan het Royal Institute for Technology in Stockholm en aan de London School of Economics. Marieke van den Brink kreeg diverse onderzoeksbeurzen, waaronder een NWO-STW (2010), Veni (2011) en een FP7 grant van de Europese Commissie (2014). Sinds 2015 is zij lid van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
- Marieke van den Brink: publicaties, onderzoek en projecten
- Behind the scenes of science: gender practices in the recruitment and selection of professors in the Netherlands
- Hoogleraarbenoemingen in Nederland (m/v): mythen, feiten en aanbevelingen
- Toolkit for organizing workshops ‘precarious positions’ for early career researchers
- Gender practices in the construction of excellence
- Monitor Vrouwelijke hoogleraren 2017
- Aletta’s van Nu