Schotse regen noodzaakt tot Bed & Breakfast
Aletta Jacobs en Carel Gerritsen zijn aangekomen in Aberdeen. Een stad die al meteen in de smaak viel met haar levendigheid. In de ochtend zijn ze vroeg opgestaan en hebben om acht uur een bezoek gebracht aan de haven. Hier was het enorm druk met talloze kleine stoombootjes die de haven binnenkwamen om hun haring, ‘haddocks’ en ‘white fish’ aan wal te brengen.
“De haddock en white fish, die uiterlijk alleen verschillen in het zwarte vlekje dat de eerste op hun rug hebben gelijken volkomen op een heel kleine schelvisschen, zooals wij ze nimmer eten, doch die wij in al de Schotse hotels, even zeker als de ham en eieren elken morgen aan het ontbijt vinden.”
Dat klinkt als een stevig ontbijt, maar dat hebben ze ook wel nodig voor hun fietstochten. Na het bezoek aan de haven zijn ze richting het binnenland gefietst om te zien waar de koningin van Engeland in de zomer haar verblijf heeft. Ze hebben de rivier Dee gevolgd waarlangs prachtige kastelen liggen. Het is dan ook niet vreemd dat de koningin hier haar optrekje heeft gekozen, want de grootse natuur is een schitterende omgeving.
Na dit bezoek hebben Jacobs en Gerritsen besloten om een volgende route te gaan fietsen van 25 kilometer over twee bergpassen, namelijk de Glen Clunie en Glen Shee. Ze hebben zich laten adviseren of het wel veilig is om te gaan fietsen. Volgens de Schotten zou het weer goed blijven en daarop aanvaarden Jacobs en Gerritsen de tocht. Na nog geen negen kilometer zijn ze in een dikke mist terecht gekomen en hebben nauwelijks nog zicht. Gelukkig stond er een hutje langs de weg waar ze konden schuilen.
“De beide 70-jarige zusters, die daar in de grootste armoede leefden, ontvingen ons allervriendelijkst en maakten spoedig een vuurtje van takkenbosschen waarbij wij ons konden warmen en droogen. Nadat wij een paar uur gezeten hadden en hongerig begonnen te worden, bleek het ons dat zij ons niets te eten konden geven, dat zij zelfs geen stukje brood in huis hadden.”
Op een kleine afstand lag een andere woning, die niet te zien was door de dikke mist, waar ze eventueel wel terecht zouden kunnen. Jacobs en Gerritsen hebben hun fietsen achter gelaten bij de zussen en worden gelukkig binnengelaten bij het andere huis.
“Het is bij die soort lui alsof zij hunne verlegenheid achter ietwat stroefigheid verbergen willen. Spoedig stond een goed kop thee met eieren, brood en kaas voor ons gereed en zaten wij voor een flink knapperend houtvuur met Betsy Wallace, zoo heette onze gastvrouw, te babbelen alsof wij elkander al reeds lang gekend hadden.”
Rond vijf uur die middag is het weer wat opgeklaard, maar Jacobs en Gerritsen werden alsnog sterk afgeraden om verder te gaan fietsen. Ze moesten blijven overnachten.
“In de mooiste kamer van hun eenvoudig huis werd een bed in orde gebracht en spoedig was die in kamer in een tamelijk goede slaapkamer herschapen. Al de mooiste spullen die broeder en zuster bezaten, werden voor den dag gehaald en daarmede de kamer opgepronkt. Wij sliepen onder dit eenvoudige, gastvrije dak beter en rustiger dan in menig hotel.”
Dit is het zeventiende deel in de serie Tour d’Aletta