Reisadviezen van Aletta Jacobs en Carel Gerritsen
Een fietstocht vergt de nodige voorbereidingen. Wanneer je door Engeland en Schotland gaat reizen, moet je misschien wel extra bedachtzaam zijn. Aletta Jacobs en Carel Gerritsen hebben een aantal handige reisadviezen.
Zij erop bedacht zich te kleeden in een tamelijk warm fietscostuum van een kleur waarop stof en regen niet of althans weinig te zien zijn. Onmisbaar is aan het stuur een Mackintosh-mantel ter bescherming tegen de ongezouten regenbuien die soms geheel onverwachts komen neerplassen. Voor kleine zaken, noodig bij het overnachten, heeft men een tas of een zak aan zijn wiel mede te voeren, waarin tevens behoort aanwezig te zijn een flanel en een paar kousen voor het geval men doornat regent. Men verzuime ook niet een beker bij zich te hebben ten einde den dorst te kunnen lessen met het overal tusschen de bergen vliedend heerlijk water.
Het wiel behoort in uitstekende constructie te zijn, want het heeft niet weinig te lijden van het onophoudelijk klimmen en dalen en van scherpe steenen die hier en daar op de wegen liggen. Nodig is het dat men de kunst om een lek te repareeren goed verstaat, want anders heeft men kans met zijn wiel soms uren ver te moeten loopen om een puncture – waaraan de wielrijder altijd blootstaat – te verhelpen. Wil men er voor waken dat het nikkel niet roest, dan smere men het in met vaseline.
Een onmisbaar instrument is de cyclometer. Niet alleen omdat men er dagelijks van noteeren kan welken afstand men heeft afgelegd, maar tevens om als wegwijzer dienst te doen waar deze op de groote wegen wordt gemist. In Schotland is men met wegwijzers heel wat zuiniger dan in Engeland en wordt men op een schoonen weg voor het alternatief geplaatst om links of rechts te gaan, dan vindt men veelal uitkomst in de weg beschrijving die men steeds met zich voert.
Gaat men op reis, dan trachtte men zoo veel mogelijk op de main roads, de hoofdwegen, te verblijven. De kleinere wegen zijn hier, evenals in Frankrijk, soms afschuwelijk slecht. De groote daarentegen zijn – met uitzondering van ongeveer 5 kilometer bij de groote steden – zeer goed. Van de bergen afkomende, ga men vooral niet te snel en zorge er steeds voor het wiel volkomen in zijn macht te houden. Eerstens omdat de wendingen in den weg soms zeer scherp en kort zijn. Vervolgens omdat zich hier en daar op de helling van een weg een hek bevindt dat gesloten kan zijn en waarvoor men van zijn wiel moet om het te openen. En eindelijk omdat men steeds kans loopt dat schapen of koeien die daar in alle vrijheid aan de helling der bergen grazen, zich op den weg kunnen bevinden.
Dit is het eenentwintigste deel in de serie Tour d’Aletta