Erfgoed van de toekomst
Wat hebben een knuffelprofessor, een geschilderde anatomische les van de hand van schilder Monnikendam, de website unsung composers en oude floppy’s met elkaar te maken? Op een symposium georganiseerd door de Stichting Academisch Erfgoed, in samenwerking met het KNAW instituut HuygensING en de Vrije Universiteit kwamen al deze onderwerpen ter sprake. Hoewel de titel van het symposium Digitalisering en de praktijk van het academisch erfgoed luidde, ging de dag over veel meer dan het sec digitaliseren van erfgoed.
Academisch erfgoed
Academisch erfgoed, in fysieke staat maar ook in gedigitaliseerde vorm of zelfs digitaal ontstaan, is particulier erfgoed en valt dus niet onder de Archiefwet. Het verbeeldt het verleden van de wetenschap in het algemeen en die van de betreffende universiteit in het bijzonder. Tegelijkertijd is het ook een rijke bron voor (historische) onderzoekers naar de wetenschap of die academische instellingen. Zoals de organisator van het symposium, de overkoepelende stichting Academisch Erfgoed het omschrijft: ‘Het zijn de objecten die het bijproduct zijn van het wetenschapsbedrijf door de eeuwen heen zoals meetapparatuur, wiskundige modellen, onderwijsplaten en botanische collecties. […] Maar ook hoogleraarsarchieven en portretten, collegedictaten en boeken over elk denkbaar onderwerp maken er deel van uit.’
Ongecontroleerde onderzoeksdata
In tegenstelling tot het recente verleden, toen brieven nog met de hand werden geschreven en onderzoekdata op kaartjes genoteerd, is er dankzij de zich in rap tempo voortschrijdende technologisering een overvloed aan digitale informatie ontstaan. Verschillende sprekers lieten hun licht over deze kwestie schijnen. Han Heijmans van de TU Delft sprak over digitale onderzoekdata en dan vooral de ongecontroleerde data die door onderzoek gegenereerd worden. Hij maakte inzichtelijk dat deze berg data ons voor nieuwe vragen stelt. Want wat sla je wel op en wat niet? Wat doe je met ruwe data, maak je die door middel van software kleiner of bewaar je ze zoals ze ontstaan zijn? Waar sla je die data op en wat zijn de kosten ervan? Allemaal vragen waar de praktijk van academisch erfgoed nu tegenaan loopt maar nog geen antwoorden op heeft. De TU Delft heeft gekozen voor een pragmatische aanpak, een beetje vanuit het motto ‘al doende leert men’ en heeft een onderzoeker bereid gevonden om als proefpersoon de dienen, de zogenoemde ’knuffelprofessor’. Dagen zoals deze zijn dan ook van het grootste belang om de opgedane ervaringen te delen en te leren van elkaars valkuilen en blunders.
Unsung composers
Ilja Nieuwland van het historische onderzoeksinstituut HuygensING had die valkuilen en blunders als uitgangspunt van zijn presentatie genomen. ‘Want’ zei hij ‘niet alles is voorspelbaar maar het is belangrijk om te praten over dingen die niet gingen zoals ze voorspeld of gehoopt waren’. Tegelijkertijd was hij reëel genoeg om te constateren dat vooral in de humanities men schroomt om over blunders en fouten te praten, hetgeen volgens hem vooral te maken heeft met de financieringsstructuur van onderzoek. In zijn presentatie vergeleek hij drie verschillende websites, waaronder het voor mij totaal onbekende forum unsung composers over vergeten klassieke componisten. Wat de drie websites met elkaar gemeen hebben, is dat zij een community willen vormen maar daar in meer of mindere mate in geslaagd zijn. Nieuwlands analyse was helder. Wil deze opzet slagen dan is niet alleen een unique selling point van groot belang maar ook dat de doelgroep homogeen is, niet te groot en er geen afbreukrisico is voor deelname. Vooral dat laatste is cruciaal volgens hem.
Archieven met gaten
De erfgoedwereld zit momenteel in een overgangsfase. Het is geen business as usual meer in veel bibliotheken en archieven. Er komt nog steeds veel traditioneel materiaal binnen, zoals papieren archieven, maar die komen met gaten. Gaten die digitaal gevuld zijn maar niet gearchiveerd. Denk aan emailcorrespondenties maar het kunnen ook manuscripten van proefschriften of boeken zijn, die ontbreken omdat ze op computers gemaakt zijn en niet meegeleverd worden. De huidige situatie is dat traditionele archieven al lang vervangen zijn door hybride archieven maar dat veel instellingen zich dat nog niet realiseren. Met andere woorden, we moeten als archief verwervende instellingen alert zijn op hetgeen we niet binnenkrijgen en minder op wat we wel verwerven. Om Mart van Duijn, conservator handschriften en papieren archieven (ja dat is echt zijn functie) te citeren: ‘we moeten ons realiseren dat in de situatie van de hybride archieven beide disciplines zich met elkaar verstaan.’
Digital Born Material
En dan is er nog het zogenoemde digital born materiaal. Dat is materiaal dat zijn oorsprong alleen kent in een of andere digitale vorm. En daarmee kan het een veelvoud aan verschijningsvormen hebben, van een word document tot een powerpoint presentatie, van een vormgeversontwerp in een speciale software gemaakt tot de al eerder genoemde onderzoeksdata die door wetenschappelijke proefopstellingen worden gegenereerd. Robert Gillisse van het IISG gaf in zijn bijdrage een heldere uiteenzetting wat dat betekent als je dergelijk materiaal wilt verzamelen, beheren, beschikbaar stellen en presenteren. Welke keuzes maak je in dit proces. Zet je in op het ‘opvoeden’ van de archiefvormers of zie je wel hoe je het materiaal binnenkrijgt? Wat doe je met de dragers van het materiaal, zoals oude floppy’s? Het raam uit zoals hij grappend zei of zegt naast de inhoud de drager zelf ook iets over de archiefvormer? Kortom naast nieuwe onderzoeksmogelijkheden brengt digital born materiaal ook veel nieuwe vragen met zich mee. Vragen waar geen pasklare antwoorden op zijn en waar we gezien de snelheid van de ontwikkelingen al struikelend, uitproberend en misschien zelfs wel blunderend een weg in moeten vinden.
Antia Wiersma bezocht het symposium Digitalisering en de praktijk van het academisch erfgoed op 1 juni 2017. Dit blog is haar verslag van deze dag. Zij was manager Collecties, Onderzoek & Advies van Atria tot 1 oktober 2017.