Pak online seksuele intimidatie aan
Trouw, 26 juli 2017
Veiligheid – Gezien de omvang en ernst moet de overheid seksuele online-bedreigingen hard aanpakken, betoogt Renée Römkens.
Online seksuele intimidatie neemt toe en is een veelkoppig monster. Vrouwelijke opiniemakers krijgen op sociale media vaak te maken met seksueel getinte berichten. We kennen het verhaal van de Volkskrant-journaliste die na een oproep van GeenStijl vele verkrachtingsfantasieën over zich heen kreeg. De Linda van deze maand is gewijd aan slachtoffers van online slut shaming, bangalijsten en wraakporno. Zo komt Melissa Pach aan het woord, het meisje dat in 2014 werd gefilmd terwijl zij in een bubbelbad seks had met Dave Roelvink, de zoon van de zanger Dries Roelvink. “Ik probeer verder te gaan met mijn leven, maar simpele dingen als solliciteren of mezelf voorstellen, blijf ik moeilijk vinden”, vertelt zij.
Online seksuele intimidatie treft juist talloze onbekende, kwetsbare jongens en meisjes. De gevolgen zijn ingrijpend. Het leidt niet alleen tot psychische problemen zoals angst, depressie en stress, maar heeft ook fysieke repercussies waaronder slaapproblemen en eetstoornissen. Soms ook zelfmoord. Wat het nog ernstiger maakt, is dat slachtoffers vaak zelf verantwoordelijk worden gehouden. Ze zouden er zelf om hebben gevraagd, zo luidt geregeld het oordeel op de sociale netwerken, in de media, van hulpverleners en politie. Dat verraadt een gebrekkig inzicht in de manier waarop het verspreide beeldmateriaal is verkregen: in veel gevallen via geheime opnames of door misbruik van vertrouwen. Uiteraard moeten jongeren veel bewuster worden van risico’s van het delen van seksueel beeldmateriaal, zelfs met toestemming. Deze secundaire victimisatie, zelfs bij overduidelijk misbruik van beeldmateriaal, vergroot het risico op trauma en sociale isolatie en versterkt de neiging er vooral niet mee naar buiten te komen.
Drie keer vaker
Vooral vrouwen en meisjes zijn hiervan het slachtoffer. Uit internationale onderzoeken blijkt dat meisjes drie keer vaker dan jongens het doelwit zijn van seksueel getinte en ongewenste toenadering online. Een op de zes (17 procent) vrouwen in Nederland rapporteerde ongepaste seksuele toenaderingen te hebben meegemaakt of ongewenst seksueel getinte berichten te hebben ontvangen via sociale media. Er blijken zoveel incidenten te zijn, waarvan de meerderheid de media niet eens haalt, dat we moeten concluderen dat online seksuele intimidatie een grootschalig probleem is.
Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, is van mening dat de overheid serieus werk moet maken van samenhangend beleid om preventie effectief aan te pakken. De overheid geeft prioriteit aan cybersecurity. Gezien de omvang en ernst van de problematiek zou de aanpak van online seksuele intimidatie hierin moeten worden meegenomen. Dat past binnen de Istanbul Conventie die landen verplicht tot beleid ter preventie en bestrijding van geweld tegen vrouwen. Dit verdrag van de Raad van Europa vraagt ook aandacht te besteden aan de context die geweld mogelijk maakt. Het doorbreken van stereotype seksualiserende beeldvorming over meisjes en jongens is dan cruciaal.
Naast dit gender-sensitieve preventiebeleid is het van belang om de huidige wetgeving aan te scherpen. In het Wetboek van Strafrecht ontbreekt een apart wetsartikel voor online seksuele intimidatie. Met betere wetgeving stelt de overheid in elk geval een norm om deze intimidatie niet te tolereren, ook al blijft vervolging lastig.
Tegelijk blijft het essentieel om jongeren vroegtijdig te informeren over de potentiële kansen en risico’s van sociale media, hoe zij zich beter kunnen beschermen en hoe intimidatie te voorkomen. Hier ligt een belangrijke taak voor ouders, onderwijs en media. Maar ook de overheid heeft een verantwoordelijkheid om in samenhangend beleid dit soort bedreigingen te voorkomen.
Renée Römkens, directeur van Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, en bijzonder hoogleraar Gender Based Violence aan de UvA.