‘Wees niet bang voor het woord feminisme’
Volkskrant 7 april 2017 (Suzanne Bouma, senior onderzoeker Atria)
“Mijn toekomstdroom, parttime werken én een aanwezige moeder zijn voor mijn kinderen, is ten onrechte een gruwel voor feministen”, schrijft Julia Merkus in de Volkskrant van 1 april. Hiermee geeft ze een beperkt beeld van het feminisme. Het mooie aan feminisme van nu, dat laten de vele bijdragen uit het F-boek zien, is dat het een veelstemmig, veelkleurig feminisme is. Zoals Julia in haar opiniestuk zelf aangeeft, wordt er onder feministen verschillend gedacht over bijvoorbeeld thema’s als seksualiteit. Er is binnen het feminisme geen sprake van één geluid, maar een verzameling van verschillende geluiden. Van het power feminisme van Heleen Mees, het intersectionele feminisme van de Stellingdames tot het ‘inclusief’ feminisme van Justin Trudeau.
Sterker nog, haar toekomstdroom zal door vele feministen niet per definitie worden afgeschoten. Want een parttime baan kan voor vele, met name hoogopgeleide vrouwen, nog steeds leiden tot economische zelfstandigheid. Voor de laagopgeleide vrouw geldt dat echter veel minder. Een parttime baan in laagbetaalde beroepen, leidt vaak tot een maandsalaris onder het niveau van economische zelfstandigheid.
Daar waar Julia en ‘de’ feministen elkaar mogelijk niet vinden, is haar invulling van het ‘perfecte team’. Julia schetst een beeld dat voor vele gezinnen in Nederland geldt: vader en moeder beschouwen zichzelf als team, waarbij één van de teamleden tijdelijk een stapje terug zet om de noodzakelijke verzorging van het kind op zich te nemen. Dat dit teamlid veelal de moeder is, is precies waar het nog fout gaat in Nederland: de valkuil van het traditionele anderhalf verdienersmodel. 75% van de vrouwen werkt nog steeds in deeltijd, tegenover 24% van de mannen. Deze verdeling leidt ertoe dat slechts 54% van de vrouwen in Nederland economisch zelfstandig is. De hoge mate van financiële afhankelijkheid van Nederlandse vrouwen, in combinatie met de slechte pensioenopbouw als gevolg van in deeltijd werken, maakt hen uitermate kwetsbaar, zeker na een scheiding. En ruim 1 op de 3 huwelijken eindigt in een scheiding. Een vrouw gaat er daarna gemiddeld 25 procent in koopkracht op achteruit, terwijl een man er gemiddeld 0,2 procent in koopkracht op achteruit gaat.
De toekomstdroom van Julia wordt in Nederland breed gedragen. Zoals verschillende onderzoeken aantonen is het combineren van zorg, werk – en het liefst ook nog leren – het ideaal van steeds meer Nederlanders. En dan bedoelen we zowel vrouwen als mannen. Zo geven steeds meer vaders aan dat zij langer dan de toegekende 5 dagen bij hun pasgeboren kind willen zijn en is de wens om deeltijd te werken ook vertegenwoordigd onder mannen. Met andere woorden: het anderhalf verdienmodel, maar dan evenredig verdeeld. Niet 100-50 maar 75-75. Ook aan deze geluiden geven feministen gehoor, zoals de toegenomen aandacht voor mannenemancipatie en het pleidooi voor uitbreiding van partnerverlof laten zien.
Of de feminist in de toekomstdroom van Julia gruwelt is dus maar te bezien. Daarnaast wil ik de woorden van Justin Trudeau aan Julia meegeven: wees niet bang voor het woord feminisme. Feminisme gaat om gelijke rechten en om gelijke kansen. Feminisme speelt in op individuele ambities en behoeftes. Ook op die van Julia.