Handwerken in tijden van crisis

lezing © Viviane Sassen

Talk van Emy Demkes tijdens de online Naaikrans #2: handwerken in tijden van crisis op 24 februari 2021.

Ik wil even beginnen met het verhaal van Ellen Hootton, een 10-jarig meisje dat halverwege de 19e eeuw in Manchester opgroeide. Een stad die destijds onder een permanente deken van smog lag, afkomstig van de op volle toeren draaiende katoenfabrieken. Een stad die bekend stond als de werkplaats van de wereld.

Vrouwenarbeid in katoenfabrieken

Ellen Hootton werkte als knoopster in een katoenfabriek, een spinnerij. Van half zes ’s ochtends tot acht uur ’s avonds moest ze, wanneer de draad brak, snel een knoop leggen voordat de draad weer op de spil wikkelde. Een vermoeiend priegel-werkje.

Als ze te laat was, wat regelmatig voorkwam aangezien de rollende machine vrijwel onmogelijk bij te houden was, strafte de opzichter haar met zweepslagen of kreeg ze een loodzwaar stuk ijzer om haar nek waarmee ze uren moest rondlopen.

Tegen het eind van de negentiende eeuw werkte er al miljoenen arbeiders in fabrieken om net als Ellen Hootton machines te bedienen waarmee garens en stoffen werden gemaakt. Behalve kinderen werkten er vooral jonge, ongehuwde vrouwen. In de achttiende en negentiende eeuw was het de enige sector waar vrouwenarbeid de boventoon voerde.

Historicus Sven Beckert schrijft erover in zijn boek Katoen – De opkomst van de moderne wereldeconomie en stelt daarin dat de katoenindustrie om die reden vaak onzichtbaar bleef; ze werd overschaduwd door de door mannen gedomineerde steenkoolmijnbouw, gietijzerij en spoorwegindustrie. Dat vrouwen een cruciale rol speelden in de industrialisering van Europa is dan ook iets wat snel over het hoofd werd en voor een deel nog steeds wordt gezien.

Vervuiling en uitbuiting

Dat het belang van textiel en kleding in de wereldgeschiedenis – en daarmee de rol van vrouwen – vaak onzichtbaar blijft, is ook wat de Nederlandse historicus Ileen Montijn in haar boek Tot op de draad. De vele levens van oude kleren schrijf. Die geringe belangstelling van historici voor de betekenis, herkomst of constructie van kleding, komt volgens haar omdat kleding ‘buitenkant’ is, en daarom als oppervlakkig en onbelangrijk wordt gezien. Kleding hoort nu eenmaal bij de vrouwenwereld, ‘de wereld van het moederen, huishouden, wassen, naaien, verstellen’.

Schuilt daarin ook een deel van het antwoord op de vraag waarom de industrie nog steeds zo ellendig is?

Want hoewel de katoenfabrieken en de vervuiling en uitbuiting die daarbij kwamen kijken letterlijk uit ons westerse straatbeeld zijn verdwenen – er daarvoor in de plaats winkelketens zijn gekomen waar kant en klare kleren gekocht kunnen worden voor lage prijzen – is de kledingproductie vandaag de dag nog steeds verweven met misstanden.

Bijna 200 jaar nadat Ellen Hootton op haar knietjes knoopjes legde in de katoenen draden, stortte er in Bangladesh op 24 april 2013 een gebouwencomplex in waarbij meer dan 1100 mensen om het leven kwamen die kleren voor onder meer Primark, Mango en C&A in elkaar zaten te naaien. En zo zijn er op dit moment wereldwijd miljoenen mensen, voornamelijk nog altijd jonge vrouwen, die dag in dag uit werken in de textielproductie, waarbij dagen van tien tot twaalf uur en werkweken van zes dagen geen uitzondering zijn. En dat voor een loon waar nauwelijks van te leven is.

Kleding als wegwerpproduct

Maar in die 200 jaar is er wel wezenlijk iets veranderd, gezien de manier waarop we naar kleren kijken en hoe we ermee omgaan. En niet in positieve zin. Niet eerder kochten we zo veel kleren en gooiden we deze zo snel weer weg. Waar kleding in de tijd van Ellen Hootton nog een kostbaar product was, is het steeds meer gaan lijken op een wegwerpproduct. Of zoals Montijn schijft: ‘De wereld van kleding is sinds 1950 onherkenbaar veranderd, van eenvoud en soberheid naar bijna schrikbarende overdaad.’

De huidige kledingindustrie kenmerkt zich daarmee niet alleen door een verspilling van menselijk kapitaal maar ook van kostbare grondstoffen.

Door die vluchtigheid en waardeloosheid heeft kleding nog maar weinig betekenis. Het heeft geen biografie. Het is inwisselbaar. Heeft enkel nog materiële waarde.

Kan het repareren van kleding een antwoord zijn om onze economie gebaseerd op groei, uitputting en uitbuiting te herstellen?

Zouden we kleding en textiele producten in het algemeen meer koesteren als we meer kennis zouden hebben over de daadwerkelijke vaardigheid ervan?

Ofwel: wat gaat er verloren als dit ambacht, dat vroeger van generatie op generatie werd overgedragen, langzamerhand uitsterft? Naast dat we verleren hoe te repareren, maken en vermaken, raken we dan niet ook de draad kwijt die ons verbindt met de culturele, emotionele en sociale betekenis van textiel?

Door eigenhandig met naald en draad door de stof te gaan, leggen we er iets van onszelf in vast.

Naaien in tijden van crisis

Wat in dit licht wellicht hoopvol stemt is dat sinds het begin van de huidige pandemie handwerken weer aan populariteit lijkt te winnen. Dat in tijden van crisis’ teruggegrepen wordt naar naald en draad is overigens niet vreemd leert de geschiedenis.

In Threads of Life. A History of the World Through the Eye of a Needle vertelt de Engelse textielkunstenaar en -curator Clare Hunter over de vierduizend vrouwelijke krijgsgevangen die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder erbarmelijke omstandigheden werden vastgehouden in de Changi-gevangenis in Singapore. Hun vaders, zonen, broers en echtgenoten werden in een kamp ernaast gevangen gehouden. Een van de vrouwen, Ethel Mulvaney,  kwam met het idee om naaiwerk in te zetten als manier om contact te houden.

Mulvaney spoorde de vrouwen aan om op de quilts iets van zichzelf te borduren. Door het handwerk kregen de vrouwen afleiding en konden ze zich even terugtrekken uit de chaos en mensonterende omstandigheden van de gevangenis. Later begonnen veel vrouwen ook hun handtekeningen te naaien, en tekenden ze hun verhalen op in de doeken – als een soort bewijs dat ze ooit hadden bestaan.

Of neem het verhaal van de Nederlandse Mies Boissevain-van Lennep, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet zat en als enige van haar gezin het concentratiekamp overleefde. In het kamp had ze veel steun gehad van een handgemaakte patchworksjaal die ze mee naar binnen had gesmokkeld, en die bestond uit restjes textiel – kleren van haar kinderen, haar baljurken, andere dierbare stoffen. Na de oorlog kwam ze met het idee voor de ‘nationale feestrok’, gemaakt van allemaal oude stofjes als symbool voor de samenwerking voor de wederopbouw, en in het bijzonder de rol van vrouwen daarin.

Je zou denken dat mensen in tijden van oorlog en crisis wel iets anders aan hun hoofd hebben dan kleding, maar veel vrouwen vonden juist vertier in het (ver)maken van kleding, het was een klein lichtpuntje in misschien wel de donkerste tijd van hun leven.

Herstel en verbinding

Op 2 september 1948, bij het 50-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, liepen honderden vrouwen in feestrok en zongen een lied. Een couplet daaruit ging als volgt:

‘Vlecht in Uw rok het patroon van Uw leven
Vrouwen en meisjes van dorp en van stad
Lichtend symbool van het vrouwelijk streven,
Draagt het verheugd, als de bloem draagt haar blad.’

Hier komt van oudsher de aantrekkingskracht van patchwork en quilts vandaan, schrijft Hunter: het zijn genaaide uitingen van wederopstanding, herstel, herverbinding.

Wat deze geschiedenis mij leert is dat onze huidige omgang met textiel en kleding hersteld moet worden. Repareren is een uiting van zorgzaamheid, en kan in die zin een remedie zijn. We koesteren er niet alleen onze relatie met de planeet mee, maar ook met het werk van al die miljoenen mensen die vroeger en vandaag – van fabrieksarbeider tot gevangene – met naald en draad streden of strijden.

Ik sluit af met een citaat van Ileen Montijn, die ooit tegen mij zei: ‘Vanuit milieu-oogpunt is het dramatisch dat kleren zo goedkoop zijn en mensen er zo slordig mee omgaan. Maar ook cultureel gezien is het armoe.’

Emy Demkes is correspondent kleding bij De Correspondent. Van de arbeidsomstandigheden in textielfabrieken tot de voetafdruk van een spijkerbroek. Als voormalig liefhebber van fast fashion weet ze wat voor invloed de vraag naar goedkope kleding heeft op mens, dier en milieu. En hoe lastig het kan zijn eerlijkere en duurzamere keuzes te maken. Eerder schreef ze hierover op haar eigen blog behindmycloset en voor OneWorld.

Beeld: Viviane Sassen

Delen: