Blauwkousen

blog Blauwkousen

‘Het zwaard in een fluwelen schede: De omfloerste scherpte van de vrouwelijke pen in de eerste helft van de negentiende eeuw’. Onder deze titel gaf Marita Mathijsen, emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, een lezing op de uitreiking van de Johanna Naberprijs. Dit is de jaarlijkse prijs voor een Nederlandstalige afstudeerscriptie op het gebied van vrouwen en/of gendergeschiedenis, uitgeloofd door Atria en de Vereniging voor Gendergeschiedenis (VVG).
De titel is ontleend aan de roman Twee vrouwen (1840) van de negentiende-eeuwse schrijfster Betsy Hasebroek (1811-1887).

Leven van de pen

Mathijsen betoogt dat de negentiende eeuw een moeilijke periode was voor vrouwen in het algemeen en voor schrijfsters in het bijzonder. Een eeuw waarin de toegewijde huisvrouw en moeder het ideaalbeeld vormde en alles wat daarvan afweek werd verfoeid. In de loop van de negentiende eeuw slaagden steeds meer schrijfsters erin te leven van de pen, aanvankelijk vooral als vertaalsters van andermans werk maar in toenemende mate ook van hun eigen pennenvruchten. Mede onder invloed van deze ontwikkeling ontstond een ander vrouwenbeeld in de negentiende-eeuwse romans. De traditionele stereotiepe tweedeling van de fragiele vrouw enerzijds en de femme fatale anderzijds werd vervangen door een scala aan typen vrouwen.

Het scherpe zwaard des verstands

Een vroeg voorbeeld van genuanceerde vrouwenbeelden is de brievenroman Sara Burgerhart (1782) van het schrijfstersduo Betje Wolff en Aagje Deken. Een ander in dit opzicht interessante roman is de al eerder genoemde Twee vrouwen van Betsy Hasebroek. Hierin plaatst de schrijfster de stereotiepe savante vrouw of blauwkous (de geleerde, erudiete vrouw) tegenover de huishoudelijke vrouw. In Twee vrouwen toont Hasebroek zich voorvechtster voor de ontwikkelde vrouw. Maar, gepokt en gemazeld als de schrijfster is, bevat de roman ook een waarschuwing:

Wees dus voorzichtig gij onder mijn zusters, die het scherpe zwaard des verstands wilt dragen, onttogen aan de fluwelen schede der vrouwelijke terughoudendheid. […] Is uw geest u te machtig, welnu, wees dan moedig en wijd u aan deze. […] Vraag de wereld liefde noch vriendschap, want zij zal u beide weigeren. (p. 125)

Een waarschuwing die ook Mathijsen ter harte moest nemen. Na afloop kwam er kritiek uit de zaal. Logisch, want de spreekster bevond zich, zo te midden van professionele en semi-professionele vrouwen- en genderhistorici, immers in het ‘hol van de leeuw’. Zo zou de lezing vol clichés zitten, waaruit maar weer eens zou blijken hoe weinig de inzichten uit de vrouwen- en gendergeschiedenis zijn doorgedrongen in andere wetenschappelijke disciplines. Maar bevatten clichés niet een kern van waarheid? Voer voor een gedachtewisseling waar op dat moment helaas geen ruimte voor was. En dat is jammer, want alleen dan kan een geschiedbeeld kantelen. Of in de woorden van de beroemde historicus Pieter Geijl: ‘Geschiedenis is een discussie zonder eind’.

Paulien Schuurmans, voormalig bibliothecaris bij Atria

Delen:

Gerelateerde artikelen