Vrouwen in de wetenschap: Fia van Heteren

interview Vrouwen in de wetenschap: Fia van Heteren

In deze rubriek Vrouwen in de Wetenschap krijgen vrouwelijke wetenschappers het woord. Hoe verliep hun carrière? Hoe ervaren zij hun positie als vrouw in de wetenschap? En hebben ze nog een advies voor vrouwen met wetenschappelijke ambities? Deze week: Fia van Heteren, promotieonderzoeker aan de Universiteit Leiden.

“Ik heb mijn bachelor gehaald in Culturele Antropologie en Ontwikkelingspsychologie aan de UvA. Vervolgens heb ik in Leiden twee masters afgerond: Cultural Anthropology and Sociology of Policy in Practice en Public Management. Eén jaar heb ik gewerkt als docent Bestuurskunde en nu doe ik mijn eigen onderzoek om uiteindelijk te promoveren”.

Kan je wat meer over je onderzoek vertellen?
“Ik ben nu werkzaam bij het LUMC: Leidsch Universitair Medisch Centrum. Daarnaast ben ik verbonden aan de faculteit Bestuurskunde van de Universiteit Leiden om uiteindelijk te promoveren in Population Health en eerstelijns geneeskunde. Mijn onderzoek is dus interdisciplinair: ik ben met twee afdelingen verbonden. Mijn onderzoek gaat over de samenwerking tussen het sociale en medische domein, waar professionals werken met cliënten met complexe psychosociale problemen. Dat heet interprofessionele samenwerking. Daarbij bestudeer ik een casus in Den Haag. Ik geef soms ook onderwijs. Ik heb inderdaad ook fulltime onderwijs gegeven; colleges en werkgroepen, maar dat is nu minder.”

Werk je in je omgeving vooral met mannen of met vrouwen?
“In mijn onderzoek werk ik vooral met vrouwen. Mijn promotor, begeleider, is een vrouw. Daarnaast kon ik zelf begeleiders erbij zoeken. Deze heb ik op onderwerp uitgezocht. Dit zijn toevallig allemaal vrouwen, maar het hadden ook mannen kunnen zijn. De PhD’s waarmee ik samenwerk zijn ook merendeel vrouwen. Ik heb ook echt wel mannelijke collega’s, maar inhoudelijk zijn er bij de onderwerpen waarin ik werk vooral vrouwen aanwezig. Promoveren is een heel proces: je moet leren hoe het werkt, hoe je zelf onderzoek moet doen, hoe je je eigen project kan starten etc. Op onderzoeksmethodisch vlak spar ik ook met een aantal mannelijke collega’s, maar die zitten niet in mijn eigen team. Ik werk met hen samen aan een platform m.b.t. kwalitatieve onderzoeksmethoden in het LUMC.”

Veel cijfers in de statistieken geven aan dat er meer mannen in de wetenschap zijn dan vrouwen. In jouw directe omgeving merk je dat dus niet?
“In mijn PhD-omgeving werk ik veel met vrouwen. Dat komt door het vakgebied en het onderwerp, maar wellicht ook door het ‘niveau’. Op mijn afdeling in het LUMC zijn ook mannen aanwezig, maar die hebben vaak een hogere positie. PhD is een relatief ‘lage positie’ in de wetenschap. Hier zijn heel veel vrouwen aanwezig. Hoe hoger je komt, hoe meer mannen er aanwezig zijn. Daar zijn de verhoudingen anders.”

PhD is een relatief ‘lage positie’ in de wetenschap. Hier zijn heel veel vrouwen aanwezig. Hoe hoger je komt, hoe meer mannen er aanwezig zijn.

Hoe komt dat?
“Ik heb daar natuurlijk geen onderzoek naar gedaan, maar als je een minderheid bent, val je als vrouwelijke hoogleraar wel meer op en daarmee ook je prestaties. Ik kan me voorstellen dat dit druk met zich meebrengt om te laten zien wat je kunt (lees Moss Kanter!). Wat ik ook om me heen heb gezien is dat wanneer wetenschappers kinderen krijgen, dat dat impact kan hebben op hoe snel je kunt doorgroeien. Als je klaar bent met je PhD, kan je post-doc worden en dan meer onderzoekstijd krijgen door een beurs te krijgen. Dat is iets waarvoor je een lang sollicitatieproces moet doorstaan, met veel gesprekken. Als je bent gepromoveerd en hiervoor in aanmerking komt, ben je meestal rond de 30 jaar. Dit is een tijd waar veel mensen kinderen krijgen en vrouwen tijdelijk met verlof gaan (in Nederland vaak een stuk langer dan mannen). Als je er net tussenuit bent wanneer je in zo’n sollicitatieproces zit, kan ik me voorstellen dat dit voor vrouwelijke wetenschappers lastig kan zijn. Mannen hebben hier minder direct mee te maken. Dit lijkt me iets voor beursverstrekkers om rekening mee te houden. Zo niet, dan kan dit erg pijnlijk zijn en kan het dus lastiger zijn of langer duren om hogerop te komen.

Heb je wel eens iets meegemaakt wat niet was gebeurd als je een man was geweest?
“Ik ben wel eens voor het blok gezet door een mannelijke collega met een hogere functie. Ik vond dit onterecht en ervoer het als onprettig. Ik denk niet dat een vrouwelijke collega dit zou hebben gedaan. Tegelijkertijd is geen enkele man en vrouw hetzelfde. Het kan ook zijn persoonlijkheid zijn geweest, waardoor hij niet goed inziet hoe je sociaal met collega’s omgaat, zoals met collega’s in lagere posities.”

Welk advies zou je geven aan jonge vrouwen om wel de wetenschap in te gaan; wel docent te worden; wel te gaan promoveren?
“Ik heb mijn passie gevolgd. Ik ben begonnen met de studie Antropologie, daarna Bestuurskunde. Dit heb ik gedaan omdat ik het interessant vond. Ik heb mijn masterscriptie gedaan over een onderwerp met gender en vrouwen bij defensie. Dit zijn niet de onderwerpen waarmee ik dacht dat ik hier veel geld mee zou verdienen. Ik heb deze onderwerpen puur gekozen uit interesse. Dat heeft altijd mooie dingen gecreëerd, omdat ik daar mijn passie in kon stoppen. Mijn advies zou zijn: probeer – zo ver dat kan – je passie te volgen, dan wordt het ook veel leuker om ergens hard voor te werken.”

Mijn advies zou zijn: probeer – zo ver dat kan – je passie te volgen, dan wordt het ook veel leuker om ergens hard voor te werken.

Heb je zelf een rolmodel of boegbeeld in de wetenschap?
“Haha, even denken. Ik heb niet echt een rolmodel, maar als ik er een zou moeten kiezen dan ga ik voor een van mijn begeleiders, zij is hoogleraar Publiek Management. Sandra Groeneveld. Ik heb veel van haar geleerd over onderzoek doen.”

Lees de andere interviews uit de rubriek Vrouwen in de Wetenschap hier. 

Auteur: Marit Schubad

Delen:

Gerelateerde artikelen